Maria liep door de stad, het was nacht, de stad sliep. Ze was van haar sokkel gestapt uit de oude, steenkoude kerk in het centrum. Even de benen strekken en wat anders dan het geprevel van mensen die iets van je wilden. Ze kon er weinig mee, ze was Jezus niet.
‘Ben je wel binnen drie dagen terug? Dan moet je er echt weer staan hoor’, had die gezegd toen ze naar de uitgang van de kerk liep. ‘‘t Is bijna Pinksteren ook nog.’
Wees jij maar stil, had ze gedacht, dankzij jou ben ik vereeuwigd in een moederrol waar ik sowieso niet om heb gevraagd. Maar dat soort gevoelens kon ze niet bespreken met hem. Hij was strak in de leer, wel lief verder, maar hij leek gewoon meer op zijn vader.
Ze liep graag buiten ’s nachts, met Goede Vrijdag was ze ook even buiten geweest. Je kon niet blijven treuren om een zoon die gekruisigd was tenslotte, bizar verhaal sowieso.
Toentertijd had ze veel verdriet gehad om de politieke moord op haar zoon. Maar toen hij na drie dagen weer voor haar stond was ze bijna bezweken. Alsof de toestand met die buitenechtelijke bevruchting al niet genoeg was geweest. Iedereen had haar uitgelachen, zwanger van God, ja right, en hij heet Jozef. Nee dat was geen makkelijke tijd geweest. Ze had sowieso weinig plezier beleefd aan Jezus. Altijd wat; van kleins af aan met anderen in de weer, een betweter, later de opstootjes bij de tempel maar ook mensen die blindelings achter hem aan liepen omdat hij hen aan brood en wijn hielp.
Een goede verteller was hij wel maar je moest de verhalen met een korrel zout nemen wat haar betreft. Maar daar stond zijn vader anders in. Dat ze die nooit ontmoet had was ook vreemd, wel zijn kind, maar verder taal noch teken.
Aan haar tweede zoon had ze meer lol gehad. Dat was een fijne jongen, maar die bleef dood.
Jozef was wel een fijne vent geweest maar die had ze ook al ruim tweeduizend jaar niet gezien. Zij was alleen overgebleven en vereeuwigd als rolmodel, op een sokkel in de kou. Tel uit je winst.
Eeuwig dood terwijl het leven zo leuk is, elke keer dat ze buiten liep vond ze het heerlijk. Zelfs al zag ze meestal dezelfde straten, de verschillen met tien, vijftig of duizend jaar geleden waren enorm. Mensen waren innovatief en bedachten geweldige dingen. Mensen waren ook moeilijk want ze moorden elkaar uit, maar dat kwam door de duivel had Jezus gezegd.
‘Waar ben jij dan precies voor gestorven?’ had ze gevraagd.
‘De mensen moeten eerst dood om geluk te vinden’, was het antwoord geweest.
Schiet me lek had ze gedacht, wat heb je daar nou aan, het leven is Nu.
Er kwam nog bij dat zijn vader almachtig was dus die had de mensen ook iets aan kunnen reiken, een gen ofzo, dat je kon manipuleren, want daar waren ze ver mee wist ze. Dan leek het net of de mensen het zelf hadden bedacht. Maar nee, dat kon niet of moest niet, geleden moest er worden.
Petrus van drie nissen verderop had gezegd: ‘Laat dat nou maar aan de mannen over, Marie.’
Ze had haar rol als ‘moeder van’ uiteindelijk geaccepteerd, wat kon ze anders? Het gaf haar zielsrust en ze kreeg meer oog voor de kleine dingen; vogeltjes die de kerk in vlogen of een kerkganger met bijzonder haar of bijzondere schoenen. Ze maakte er wat van. En haar uitjes deden haar goed.
Jezus was daar eerst niet zo happy mee geweest, maar ze had gezegd dat als dank voor die bevalling in een stal dit wel het minste was wat hij haar kon gunnen. Hij had verder niks gezegd. Hij wist natuurlijk ook wel wat een toestand dat was geweest.
‘Als je maar op tijd terug bent voor Pinksteren.’ ‘Goed hoor’, had ze gezegd.
Al had ze tweeduizend jaar na dato nog steeds geen idee wie of wat dat precies was. Een flow misschien, maar als je de wereld bekeek kon je religie toch nauwelijks als bron van inspiratie zien.
Maar ze hield haar mond, ze kon niet op tegen hem en zijn vader.
Het was heerlijk buiten, er waren sterren want het was helder. Ze zag een ster vallen. Dan mag je een wens doen, wist ze.
Ze bleef staan, deed haar ogen dicht en wenste zich het leven, hier en nu.
De heilige maagd Maria
Over
Marga de Waard
Op luchtige toon schrijf ik over universele onderwerpen als liefde, vergankelijkheid en het menselijk tekort. De verhalen zijn soms melancholisch, soms hilarisch, vaak herkenbaar maar altijd relativerend.