‘Ik wil wel een nieuwe klok aan de muur’, zegt mijn moeder.
‘Oh ja, hoezo dat?’
Niet dat ze niet eens wat anders aan de muur mag willen, maar de Franse comtoise klok met zijn koperen kuif die er nu hangt heeft ze van mijn vader gekregen voor haar vijfentwintigste verjaardag. Ze hebben hem samen uitgezocht in een antiekzaak op ‘de dijk’.
Hij kostte vijfhonderd gulden wat vermoedelijk een hoop geld was in 1959. Ondertussen heeft hij ruim zestig jaar aan de muur gehangen. En nu kan hij van de muur. Als ik haar vraag waarom, zegt ze: ‘Ach je wilt eens wat anders…’ wat nergens op slaat.
Ze heeft na het overlijden van mijn vader jarenlang een vest van hem bewaard en een stropdas, die zijn ook opeens weg. ‘Ach, het is maar stof en wat moet je er uiteindelijk mee’, doet ze het af.
Ik volg met argusogen wat er in haar huis, maar veel meer wat er in haar hoofd gebeurt.
En ga op zoek naar een klok. Samen gaan we naar een bevriende klokkenmaker en zoeken er twee uit. Hij komt ze brengen zodat ze kan kijken of ze het wat vindt.
‘Die hadden weleens een sopje gemogen,’ zegt ze kritisch want ze houdt nogal van spic en span.
De keuze valt op een relatief strakke klok uit 1920 die qua kleur mooi matcht bij haar eiken meubels.
Alleen blijkt hij niet goed te lopen; hij gaat een half uur per uur te hard, wat onhandig is.
‘Misschien vind ik hem toch niet zo mooi ook’, zegt ze.
Ik breng de klok weer terug.
En ik zeg dat het praktisch is als ze vóóraf bedenkt wat ze wel of niet mooi vindt.
‘Ja, ja,’ zegt ze, ‘gewoon wat bij de meubels past.’ Aangezien dat qua vaagheid tot minimaal duizend opties leidt, gaan we plaatjes kijken op Marktplaats.
Bij de meeste klokken zegt ze: ‘Ja hoor, die is leuk en die ook best, ja hoor die ook…’
Dat schiet lekker op, denk ik bij mezelf.
‘Oh diééé!’ veert ze opeens op, ‘die is echt prachtig!’
Een Warmink notarisklok met Atlas op zijn dak en twee koperen trompetters, die blijkt het helemaal te zijn.
Te koop in Rotterdam, da’s dan weer mijn geluk want ík moet er natuurlijk achteraan.
‘Ja, die is prachtig, echt waar.’
De transactie met de tweede klokkenman verloopt voorspoedig. Ik bel haar om te zeggen dat ik heb gescoord en met een snik in haar stem zegt ze dat ze zo blij is en er helemaal naar uitkijkt.
Ik begrijp er niks van maar haal de klok op en hang hem aan de muur.
‘Wat is dat geweldig ’, zegt ze.
En het cadeau van mijn vader dan, denk ik bij mezelf, heeft dat zijn waarde verloren? Maar ik ben stil want als ze gelukkig wordt van de nieuwe klok is het goed.
En de oude hangt nu bij mij. Ik denk altijd aan mijn vader als ik naar de klok kijk. Dat eeuwige gepruts met die gewichten die precies gelijk moesten hangen en de zorg als hij een minuut voor of achter liep. De bel heb ik afgezet want hij slaat zijn blikken slagen op het hele uur én twee minuten later, mocht je de eerste ronde gemist hebben ofzo…
Ik laat een foto zien van hoe hij hangt maar ze kijkt maar half en zegt: ‘De mijne is mooier.’
‘t Is dezelfde klok als bij beppe’, zegt ze opeens. ‘Die had er ook zo één.’
‘Dat kan niet, hij is uit 1970’, doe ik zeurderig.
‘Nou ja, de originele dan’, en doet het jaartal af als niet interessant.
‘Ik keek als kind zo graag naar de poppetjes, verzon er verhaaltjes bij als ik bij beppe aan tafel zat. Onder de lamp aan tafel, samen met mijn zusje en mijn moeder was er ook vaak bij. We kwamen er veel.’ Ze kijkt erg blij.
Opeens begrijp ik de actie met de klok. Net als het zoeken naar oude foto’s. Het is een beetje wegdoezelen naar vervlogen tijden toen haar zusje en haar moeder nog leefden en ze onbevangen aan tafel zaten voor het leven écht begon. Een leven dat niet altijd fijn was, ze verloor haar moeder veel te jong en haar zusje toen ze twintig was. En beppe is al jaren dood.
‘Ze zijn allemaal dood,’ zegt ze, ’maar ik ook bijna, dan zie ik ze vast wel’, zegt ze weer zo blij.
Ik mompel wat want ik weet dat soort dingen niet, maar als het helpt…
Ik realiseer me dat ik geen wezenlijk onderdeel meer ben van haar leven. Ze neemt langzaam afscheid van de tegenwoordige tijd.
‘De klok is echt prachtig’, zegt ze voor minimaal de achtste keer.
Ik knik maar eens.
Ik zie op tegen de dag dat ík definitief afscheid moet nemen, maar misschien wacht zij later wel weer op mij, samen met mijn vader.
Dan neem ik die klok mee.
Over
Marga de Waard
Op luchtige toon schrijf ik over universele onderwerpen als liefde, vergankelijkheid en het menselijk tekort. De verhalen zijn soms melancholisch, soms hilarisch, vaak herkenbaar maar altijd relativerend.