Het verlangen naar onze geliefde stad drijft ons terug in de armen van een hypotheekman die al eens vaker iets voor ons gedaan heeft.
Het is een grote man met een buik die bij zijn formaat past en hij heeft de blozende wangen van een boerenzoon. Hij komt uit een nietszeggend dorp in een polder waar het gras groener is dan in de stad.
‘Nou da’s mooi zeg, dat ik optioneel weer wat voor jullie mag doen, echt fijn, jullie zijn fijne klanten’, opent hij het gesprek.
Ik denk dan meteen: wat was er dan zo fijn aan ons behalve dat we bijdragen aan zijn inkomen?
Mijn partner zegt: ‘Niet zo cynisch hoor, ‘t is gewoon een aardige man.’
Ik vind ‘aardig’ de meest nietszeggende kwalificatie ooit, die van je afglijdt als slijm van een jurk, maar besluit mezelf open te stellen want ík moet ook aardig zijn.
Naast aardig is hij ook nogal praatgraag. De eerste drie kwartier van ons informatieve gesprek vertelt hij allerlei verhalen over klanten terwijl we hem koffie met ijzerkoekjes serveren.
Praat niet zoveel denk ik bij mezelf, maar ik blijf mild belangstellend glimlachen.
Opvallende rode draad in zijn verhalen is dat de situaties van klanten altijd ont-zet-tend moeilijk waren maar dat hij de boel toch heeft weten te fiksen, als een ware hypotheekheld.
We interpreteren dat voor onze eigen zielsrust zo dat hij ont-zet-tend goed is in wat hij doet.
Na drie koffie met zes koekjes komt hij ter zake.
‘Mooi inkomen, geen probleem hoor, komt goed, de markt is wat afgekoeld, moet lukken.’
Moest ik daarvoor nou drie kwartier verhalen aanhoren? Maar hij zegt dat hij wel wat ‘dingetjes’ voor ons op de mail zet.
Twee maanden later vallen we als een baksteen voor een appartement, redeloze liefde op het eerste gezicht.
Gezien de informatie van onze hypotheekheld doen we een bod en wachten op het moment dat de champagne open kan.
‘Super, komt goed.’
Als zzp’ers moeten we bij de bank in zesentwintigvoud aantonen dat we geen gevaar vormen voor de financiële samenleving. Dat doen we braaf want we willen zo graag.
Onze held zegt dat hij even gaat checken wat de exacte voorwaarden zijn om voor ons een hypotheek aan te passen.
‘Hoort hij dat niet standaard te weten?’ vraag ik aan E.
‘Niet zo wantrouwend,’ zegt die, ‘hij weet vast wat hij doet.’
Ik blijf vooralsnog in de stand ‘aardig en vol vertrouwen’, al vraagt in de verte een klein belletje in mijn hoofd om aandacht.
Uiteindelijk komt hij met een conceptvoorstel voor de bank. Na drie keer bellen, want hij is een stuk minder praatlustig.
‘Dit komt goed, gouwe cijfertjes, maak je maar niet druk’, zegt hij. Want na het derde telefoontje heeft hij iets in mijn toon bespeurd dat hij weg wil poetsen met de aardige, nietszeggende woorden die zo goed bij hem passen.
‘Even indienen en binnen vierentwintig uur reageert de bank, komt goed.’
Alweer? denk ik brakerig, terwijl de bevestigingsmail van de indiening uitblijft.
Ik bel er weer achteraan en na wat gesmoes doet hij dan toch wat hij moet doen, op vrijdag om 16.30 uur.
‘Fijn weekend’, appt hij.
Als het eindelijk maandag is, blijft het stil.
Weer bellen.
‘Komt goed, waarschijnlijk dinsdag.’
‘Waarom zeg je dan maandag?’ begin ik hem verbaal te jutten.
‘Hij doet weer een niets- aan- de -hand tuttut die me niet per se goed doet.
Dinsdag blijft het stil.
Ik dicht hem in mijn hoofd wat nare ziektes toe en bel maar weer.
‘Komt…’ begint hij.
‘Lul niet en geef antwoord’, want ik ben de vriendelijkheid voorbij.
‘Ja eh, de bank heeft meer tijd nodig want, eh, jullie zijn achtenvijftig en dan zijn er andere voorwaarden.’
‘Die had je toch gelezen?’
‘Ja, eh, misschien heb ik iets gemist.’
De stoom uit mijn oren laat de ramen beslaan.
‘Je moet je werk doen’, bijt ik hem heel onaardig toe.
‘Eh ja, maar komt…’, maar hij breekt zijn zin af.
‘Maar morgen komt het antwoord vast wel.’
E. en ik eten onze schoenen op van de spanning, we willen zó graag.
En het antwoord komt inderdaad, de bank lacht ons nog net niet uit.
Als achtenvijftigjarige zzp’ers moeten we de hele aankoop op 10% na zelf betalen, want pensionado’s zijn potentiële wanbetalers en daar trapt de bank niet in.
‘En je wist niet dat ze dit soort eisen aan ons zouden gaan stellen?’ vraag ik op schrille toon aan de hypotheekheld.
‘Eh…’
‘Lul’, zeg ik, want het kan me niet meer schelen en de teleurstelling is groot.
E. en ik zitten samen op de bank en eten de restjes van onze schoenen en van de vieze Vlaardingse ijzerkoekjes.
‘Komt goed’, zeggen we tegen elkaar.
Over
Marga de Waard
Op luchtige toon schrijft Marga over universele onderwerpen als liefde, vergankelijkheid en het menselijk tekort. De verhalen zijn soms melancholisch, soms ontroerend, vaak herkenbaar maar altijd relativerend.
Eerder verscheen de verhalenbundel ‘Vijftig.' Tevens is zij oprichtster van dit online Magazine.