Wil je met me lopen? Verhalen over verkering – Aad (80)

‘Ik diende bij de mariniers en werd voor achttien maanden uitgezonden naar Papoea Nieuw-Guinea. Pas toen ik terugkwam leerde ik Ineke kennen, al kende ik haar al wel van gezicht. We kwamen in dezelfde kerk, net als onze ouders, we zaten gewoon in dezelfde kring.  

Ik had een stuk of vijf vrienden, we gingen onder andere naar de wekelijkse dansavondjes van de CJOV, de Christelijke Jongerenvereniging in Vlaardingen. Daar heb ik haar beter leren kennen en kregen we verkering. Ineke was mijn eerste en enige liefde, zij was zeventien, ik eenentwintig.
De vrienden van voor mijn diensttijd kregen langzaamaan ook allemaal verkering. Zo werden we een grotere vriendengroep, ook met de vrouwen, zeg maar. Iedereen had een goede klik met elkaar. We gingen vaak naar bepaalde etablissementen, altijd met de bus of de tram want een auto had je nog niet. Of naar de film in Vlaardingen maar ook in Rotterdam, je had geen televisie natuurlijk. De namen van die bioscopen kan ik me niet meer herinneren, ergens in het centrum. Op zaterdagavond gingen we een happie eten in een restaurant. Dat ging allemaal, Ineke en ik werkten allebei. Ik bij Scheepswerf Figee, hier in Vlaardingen. Zij als coupeuse bij een kleermaker in Rotterdam. Waar weet ik niet meer, da’s zo lang geleden, allemaal vergane glorie. Maatkostuums maakte ze, ze kon vreselijk goed naaien.

Die vriendengroep is nog jarenlang bij elkaar over de vloer gekomen. We gingen ook wel op vakantie met elkaar. We kampeerden nogal graag, ik heb mijn vrouw kamperen geleerd.
Toen ik drieëntwintig was zijn we verloofd, dat deed iedereen toen, dus wij ook. En rond mijn vierentwintigste zijn we getrouwd, gewoon met vrienden en familie, niks buitenissigs. Een burgerlijk – en natuurlijk een kerkelijk huwelijk, met een dominee. We hebben geluk gehad met een huis, want mijn vrouw was het lievelingetje van haar oom Han. Hij en zijn vrouw hadden zelf geen kinderen en mijn vrouw was in de oorlog in hun huis geboren. Ze was echt het lievelingetje, ze kreeg altijd een hoop gedaan. Oom Han was zogezegd huisjesmelker, die stierf van de centen. In bepaalde straten in Vlaardingen had hij wel drie of vier huizen. In Maassluis had hij een groot huis, dat konden we ook krijgen. Maar dat vonden we te groot en je moet rekenen; we moesten wel op de fiets naar ons werk. Dus we namen een tweekamerwoning in Vlaardingen.

We kregen drie dochters in drie jaar tijd en ik ben toen hier aan de overkant in de Botlek gaan werken bij Aluchemie. Daar heb ik achtendertig jaar gewerkt. Mijn vrouw stopte met werken toen ze kinderen kreeg, die heeft voor d’r gezinnetje gezorgd, dat was toen nog de mode zogezegd.
Ik ben met mijn vrouw vier keer naar Nieuw-Guinea geweest. Ineke wilde zien waar ik gediend had. Toen we daar eenmaal geweest waren wilde mijn vrouw er vaker naartoe, die was helemaal kapot van dat land. We gingen elke keer zes weken en combineerden dat met bezoeken aan de Indonesische eilanden.
Ik ben op één dag na vijftig jaar met haar getrouwd geweest. Ze kreeg longkanker, ze heeft haar hele leven gerookt als een ketter en in haar familie hadden ze meer problemen met hun longen. De longarts zei: ‘’Ik kan je leven nog wat verlengen met chemokuren maar beter wordt het niet.’’ Ze heeft gelijk gezegd: ‘’Ik laat me niet behandelen, van die behandeling word ik nog veel zieker.’’

Zo is ze aan haar eindje gekomen, anderhalve maand later.
Het mooie eraan was dat ze alles zelf in de hand hield en ze zei: ‘’Ik ben niet bang voor de dood. Iedereen gaat dood.”
We waren er allemaal kapot van. Maar we aanvaardden het zoals zij dat deed.
We hadden nog een heel feest voorbereid, maar ja, we kwamen een dag tekort.
Eén dag.’

Tekst: Marga de Waard
Foto: Naar Papoea Nieuw Guinea, Stadsarchief Vlaardingen

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Winkelwagen
Scroll naar boven