Ik heb weer eens een date, met een acteur deze keer. Ik slof er heen want daten is ook een beetje gedoe. Maar goed, in het slechtste geval kost het een uurtje tijd, in het gunstigste geval is het een leuke ontmoeting. En dat laatste blijkt het zomaar te zijn.
Onze kernwaarden, zoals dat zo fraai heet, lopen redelijk synchroon: allebei creatieve geesten en wat we daarnaast leuk vinden klopt ook aardig, behalve dat jij van koken en van bos houdt en ik niet. Maar goed, als je me te eten geeft wil ik zo’n bos ook best een keertje doen.
Je bent een relatief lange man, gekleed in een bloemetjesbroek, het overhemd tot vijftien centimeter boven je navel open om het grijs geworden borsthaar wat lucht te geven, een lange lammy pooierjas en het grijze haar zorgvuldig achterover gestileerd. Uiterlijk is zeg maar je ding. Maar ik kan met je lachen, ik voel me verrassend op mijn gemak, we houden beiden niet van hokjes en zien relativeren als levenskunst.
Ik ga rechtop zitten voor je, je maakt me nieuwsgierig. Je zegt ook nieuwsgierig naar mij te zijn dus dat biedt perspectief.
Je bent wel onattent, dat valt me gelijk al op. Je beent met grote passen voor me uit, geeft alleen jezelf vuur en ik let serieus op dat je de deur niet in mijn gezicht laat vallen.
‘Ik ben best wel een boer’, zeg je over jezelf. Inderdaad denk ik, als je ongegeneerd het bijbehorende werkwoord laat horen.
Maar ach er is geen koe zo bont… En je goeie humor en verhalen maken een hoop goed.
In mijn beleving doe je stoer, met net iets te grove grappen en botte opmerkingen. Je verhalen buitelen over elkaar heen, alsof je me wilt bewijzen dat je echt een hele toffe gozer bent. Terwijl dat helemaal niet hoeft, dat heb ik al gezien.
Als we in een café zitten waar meer creatieve types komen wijs je me ze één voor één aan: da’s een ontwerper, die is van tv, die is architect. Je kijkt me aan en zegt: ‘Ik ken ze allemaal en zij mij.’
‘Toe maar’, zeg ik, ‘je bent beroemd en ik weet het niet eens…’
Ik zie het gebeuren, de eerste deuk in je ego is een feit en er volgen er meer. Ik doe het niet expres, maar mannen moeten hun mannendansje doen en dat vergeet ik steeds.
Je praat veel en graag over jezelf, vertelt over je grote ego en dat je een harnas hebt waar een onzekere jongen in woont.
Ik heb niks met ego’s en harnassen. Ik heb niks op te houden en ik hou van mensen die gewoon zichzelf zijn en zich durven te laten zien. En dat is precies wat je niet doet. Af en toe vang ik een glimp op van een man die zachter is en minder lawaaiig, die mijn hand pakt als we langs het water lopen.
Maar dan kijk je weer vrouwen na die langslopen, als we achter glas zitten met uitzicht op straat.
‘Ga je lekker, ik zit hier hoor’, zeg ik.
‘Ik kijk of ze me kennen’, je lacht erbij maar ik denk niet dat het een grap is.
Je zou beter naar mij kijken denk ik bij mezelf, want je hebt nog steeds geen idee naast wie je zit.
Ik verlies langzaam mijn spontaniteit. Ik geef niet op maar de glans neemt af.
Ik zou de man aan de achterkant van het ego graag leren kennen maar het lukt niet. Onzekerheid, façade en dat ego voeren de boventoon.
Je hoort woorden die ik niet zeg en de woorden die ik wel zeg komen niet aan.
De kans om me te ontdekken laat je liggen. Ik duw nog een paar keer tegen je aan.
Maar het helpt niet, je ziet me niet, je wilt of kunt het niet.
Je draait je om en loopt weg, ik kijk je nog even na.
Maar ‘t is wel goed zo.
Van een man die even mijn aandacht ving verander je langzaam in een man wiens gezicht ik zal vergeten.
Over
Marga de Waard
Op luchtige toon schrijf ik over universele onderwerpen als liefde, vergankelijkheid en het menselijk tekort. De verhalen zijn soms melancholisch, soms hilarisch, vaak herkenbaar maar altijd relativerend.