De deurbel gaat. Het is Fons, nog bezig om zijn fiets op slot te zetten. ‘Ja, ik dacht ik bel maar vast aan, want je komt altijd zo langzaam naar beneden. Anders sta ik maar te wachten en het regent en waait nogal.’ Dat hij daar aanmerkelijk minder last van heeft in zijn parka dan ik in mijn t-shirt in de deuropening ontgaat hem.
Hij loopt met grote bergschoenen de trap op, een spoor van blubber achterlatend.
Eenmaal boven trekt hij ze uit, samen met de natte jas, muts en handschoenen en gooit ze op de grond en over mijn kekke designstoel.
‘Effe pissen…’ Iets later komt hij met zijn broek open uit de wc. ’’t Is daar natuurlijk veel te schuin voor een man.’ En haalt vervolgens dikke sokken uit zijn tas. ‘Je vloer is veel te koud, daar heb je niet over nagedacht bij de verbouwing…’
Hij laat een boer op weg naar de eettafel en zegt erachteraan: ‘Doe maar rood.’
Dag Fons…
‘Je ruikt muf,’ zeg ik tegen hem en: ‘Je hebt een blauw oog.’
‘Ja, ik wou nog effe douchen, maar ja…’ Hij steekt zijn neus in zijn oksel. ‘Gaat nog wel toch? En ik hoefde toch alleen maar hierheen.’
Ik kijk naar hem. Hij is een varken vermomd als mens. Een voormalig blondje, met nu witte krullen, grijze ogen en een verraderlijke glimlach.
Een lekker ding al staat hij op iets te korte benen. Drieënvijftig is hij, vrijgezel, al jaren. Doordat hij er leuk uitziet en leuk lacht, denken vrouwen dat hij leuk ís. Da’s een denkfout. Hij doet net lang genoeg charmant om je mee naar huis te krijgen. Maar daar vouwt hij je dubbel over de tafel, klimt in een stief kwartiertje erop en eraf en zegt: ‘Nou dag!’ en geeft je je jas. Voorspel vindt hij vrouwengezeik, daar doet hij niet aan. Dus het blijft altijd bij één keer, tenzij hij een naïef exemplaar vangt dat denkt: hij bedoelt het niet zo; dan drie keer.
Ik ben nooit aan hem begonnen, ik had hem door, op tijd ook.
‘Ja, dat oog…Ik had weer een date.‘
Want het lukt hem toch elke keer weer.
‘Een advocate had ik weten te vangen. Je kent het wel: zo’n wijf in een strak rokkie met van die paaltjes eronder. Eigenlijk hou ik er niet van, maar ze had wel lekkere prammen in d’r blouse en ik stond alweer effe droog…’
Hij doet die glimlach naar me en ik kan niet wachten op wat er nog meer komt, want hij vertelt je alles.
‘Je kent me, ik had effe gedoucht, scheermes erlangs…’ Ik ken hem zeker dus het valt me alles mee.
‘We hadden afgesproken bij een tapasbar in de stad. Dat ging wel aardig. Dus daarna gingen we nog even naar een café, eindje verderop. Ik moest pissen dus ik zei tegen haar: “Bestel vast effe wat.”
Toen ik terugkwam stond ze bij de bar en ik dacht: ik kan wel eens een move maken. Dus ik pak haar van achteren beet, laat mijn hand onder die blouse glijden, maar toen ik in de buurt van die prammen kwam ging ze gillen en trok zich los. En ik voel een glas tegen mijn oog.’ En hij wijst naar die blauwe plek…
Ik hang aan zijn lippen.
‘Had ik het verkeerde wijf te pakken. ‘t Was een andere kip met zo’n strak rokkie aan. Die griet schelden tegen mij, d’r vriend erbij, barman erbij, hoop herrie wel. Die advocate kwaad ook nog: “bavianengedrag’’ en ‘’Ik lijk er niet eens op’’, zei ze.
‘’Maak maar geen drukte’’, zei ik tegen haar, ‘’Ten eerste is het hier donker en ten tweede lijken alle wijven op mekaar.” Niks meer van gehoord verder en waarom niet? Kan gebeuren toch?’
‘Al die flauwekul’, mompelt hij erachteraan.
‘Het zou een hoop schelen als die vrouwen een beetje mee zouden veren, gewoon een beetje aardig doen…’
En dan tegen mij: ‘Moet je niet eens een beetje gaan koken ofzo? en schenk nog eens in.’
Ja Fons…
Over
Marga de Waard
Op luchtige toon schrijft Marga over universele onderwerpen als liefde, vergankelijkheid en het menselijk tekort. De verhalen zijn soms melancholisch, soms ontroerend, vaak herkenbaar maar altijd relativerend.
Eerder verscheen de verhalenbundel ‘Vijftig.' Tevens is zij oprichtster van dit online Magazine.