Uit eten
We zitten in een Italiaans restaurant naar elkaar te kijken.
De akoestiek laat een gesprek niet toe, tenzij we schreeuwen, dus we zwijgen.
Naast ons zit een gezelschap van een man of twaalf van wie één man het hoogste woord voert. Hij praat goed hard dus we kunnen hem prima volgen. Waarom het gezelschap met elkaar aan tafel zit is onduidelijk.
De man met de harde stem is om en nabij de vijftig en draagt een donkerblauw overhemd met manchetknopen. Zijn gezicht glimt, net als zijn haar dat strak achterover gestyled is.
‘Kijk, ik ben een gewone jongen die leuk gescoord heeft in de vastgoedbranche, soit. Mooie tijden gekend. Ik heb nu nog een paar pandjes in de stad, en nog een paar in het buitenland, meer niet.