‘Als ze mij straks ter aarde bestellen wil ik wel dat het een beetje een vrolijke boel is hoor. Wat koop je voor al die droefenis? Je moet niet om de dood treuren, je moet het leven vieren. Ook het leven dat voorbij is!
Want het hoort erbij hè. De dag dat je wordt geboren begin je als het ware met doodgaan, dus een natuurlijker proces is er niet. Nee, boven míjn graf geen tranen, natte kledderboel. En ook geen bloemen hè, daar ben ik namelijk allergisch voor. Voor alle bloemen, niet één soort uitgezonderd. Stel je voor dat zo’n allergie niet ophoudt als je de grond in gaat. Lig je daar tot in de eeuwigheid te niesen in je kist. Je haren en je nagels groeien tenslotte ook door.
Ja, wel begraven zeg, alsjeblieft geen crematie! Dat hoor je wel eens, dat mensen schijndood zijn. Zal jij net degene zijn die dat overkomt. Dan kan je toch beter op een gegeven moment weer wakker worden in een kist onder de zoden dan dat meteen de fik erin gaat. Kan je tenminste nog op het deksel kloppen en hopen dat het een beetje een drukbezochte begraafplaats is.
Nee, dat zeg ik, ook niet van die slappe koffie en gortdroge cake na afloop. Biertje, wijntje, wat sterkers, bitterballetje. Wel zelf meebrengen natuurlijk, want zo’n uitvaartverzekering, daar doe ik niet aan. Ik ga een beetje sparen voor een feestje waar ik zelf niet bij mag zijn, ik kijk wel mooi uit! De drank en de hapjes betaal je maar van het geld dat je uitspaart omdat je geen bloemen hoeft te kopen.
Afijn, jullie maken er maar wat moois van. Je kan me tenslotte moeilijk in huis laten liggen als ik eenmaal omgevallen ben, toch? Of op straat, dat iedereen over me struikelt. Nee, ik beland vanzelf aan de verkeerde kant van het gras, gratis en voor niks.
Jullie nog een biertje jongens?’
Over

Jan van Vliet
Zijn naam is J. van Vliet. Jan voor intimi, een Rotterdamse dichter. Waarom dichter? Uit noodzaak. Dichter word je niet, dat ben je.
In zijn geval de trotse maker van een tweedelige, in eigen beheer gepubliceerde dichtbundel:
‘Waar het hart klopt’ en Thuishaven’.
In totaal 46 gedichten met bij elk gedicht een lino van Marjon Euser.