‘Ik had griep, start tot finish zeven dagen.’
‘Het heerst.’
‘Ja, dat is zo’n standaardzin die je terugkrijgt als je zegt dat je griep hebt. Of ‘oh, zeker kou gevat’.
Wat is nou weer ‘kou vatten’? Net zoiets vaags als tocht. Je kan wel door weer en wind lopen maar tegen tocht kunnen we niet, gekkigheid.’
‘Griep is een virus.’
‘En een virus is een stukje organisch materiaal dat zich vermenigvuldigt via een levende gastheer, in mijn geval gastvrouw.’
‘Klinkt als iets uit een horrorfilm.’
‘Ja toch, en waar komt dat organisch materiaal vandaan? Een eierkoek wordt toch niet zomaar een ziekte?’
‘Een eierkoek is niet organisch.’
‘Hoe het ook werkt, binnen een uur had ik het. Zo zat ik braafjes aan mijn werktafel, zo lag ik te bibberen in mijn bed ondanks een trainingspak, sokken, het dekbed en een extra deken.’
‘Koorts.’
‘Yep en daar ga ik van murmelen. Alles wat aan oninteressants door je hoofd schiet ga ik hardop zeggen tegen niemand in het bijzonder.
“Ik ga nu eventjes omdraaien.”
“Misschien moet ik een slokje water nemen.”
“Misschien toch niet.”
“Buiten schijnt de zon.”
“Ik moet nu een scheetje.”
Het werden volstrekt onnavolgbare zinnen toen ik tussendoor in slaap viel, maar ik beef lullen.
Dat was de aftrap, dag twee werd ik wakker met een bankschroef om mijn hoofd en de aandraaipootjes diep in mijn oren. IJszak op mijn hoofd, pillen erin. En knetterheet had ik het, ben een paar keer uit bed geweest om koud te douchen.’
‘Getver.’
‘Dag drie kwam naast de bankschroef het hoesten, zo’n scheurende hoest waar je hoofdpijn van krijgt, in nét een andere zone dan die van de bankschroef. Maar de finale moest nog komen. Dag vier en vijf zakte de griep uit mijn hoofd omlaag naar de maag-darmzone. Dat was geen verbetering, getverdemme zeg. Echt bizar, zit je op de pot omdat je voedsel je lichaam met de snelheid van het licht verlaat met tussen je knieën het vuilnisbakkie, want de voorkant doet ook mee.’
‘Moet ik dat allemaal weten?’
‘Ja want ik las dat ervaringen delen verbindt, dus bij deze.
Ik had de dagen ervoor relatief vaak gele vla met beschuit gegeten. Maar na bovenstaande ervaring ben ik gewoon een paar dagen bang geweest voor het pak vla in de koelkast. Die logistieke actie tussen pot en prullenbakkie herhaalde zich nog een keer of zes. Toen wou ik euthanasie maar E. vond dat overdreven. Ik zei: “Wacht maar tot jij het hebt.” Ik wachten, want gedeelde smart en zo maar hij kreeg niks.’
‘En dat vond jij jammer?’
‘Het duurde tot dag zes eer ik toe was aan Netflix en rechtop op de bank. En dan denk je: zo, klaar! Maar je functioneert nog dagen op het niveau van een drieënnegentigjarige. Alleen even de afwasmachine leegruimen lukt. Afwasmachine, ei bakken én planten gieten: total loss! Gaat echt nergens over.
Maar na een dikke week was het organisch materiaal blijkbaar toch klaar met mij als gastvrouw.
Door naar de volgende, drie keer raden…
Na elke hoestbui zei hij ‘verdomme’.
Voordat je weer wordt opgezogen door de waan van de dag, ben je wel effe dankbaar dat je weer goed bent. En van alle politieke shit dacht ik ook even: who cares!’
‘Elk nadeel heb ze voordeel…’
‘Omarmen die handel.’
Over

Marga de Waard
Op luchtige toon schrijf ik over universele onderwerpen als liefde, vergankelijkheid en het menselijk tekort. De verhalen zijn soms melancholisch, soms hilarisch, vaak herkenbaar maar altijd relativerend.