In het pak genaaid

Hij werkte naar ieders volle tevredenheid op het gemeentehuis van zijn woonplaats. Het was zijn eerste echte baantje, waar hij zo’n beetje in gerold was omdat zijn vader er werkte. Gelukkig wel op een heel andere afdeling.
Nadat hij met hangen en wurgen zijn middelbare school had afgemaakt had hij een jaar of twee een beetje lopen lanterfanten en had hij hier en daar opgetreden met zijn bandje. Maar toen hij op zichzelf wilde gaan wonen kwam hij al snel tot de conclusie dat hij van zijn karige uitkering amper zelfstandig de huur van een flatje zou kunnen betalen en dat flatje al helemaal niet fatsoenlijk zou kunnen inrichten. En op zijn ouwelui hoefde hij niet meer te rekenen. Die vonden dat hij lang genoeg had rondgeluierd en dat hij maar eens iets moest gaan terugdoen voor de maatschappij.
Hij had er overigens geen seconde rekening mee gehouden dat hij op het gemeentehuis zou worden aangenomen. Na een open sollicitatie was hij weliswaar uitgenodigd voor een gesprek, maar hij was absoluut niet van plan om voor deze gelegenheid zijn uiterlijk aan te passen. Zijn zwart geverfde haar stond kaarsrecht overeind, hij had ogen als kooltjes van de eyeliner en het standaard uniform bestond uit een zwart T-shirt, een zwarte spijkerbroek en stoere puntlaarzen. Bepaald niet het voorkomen van een aanstormend ambtenaar, maar ze moesten hem maar nemen zoals hij was. En dat zouden ze vast niet doen.
Maar tot zijn niet geringe verbazing had Piet, één van de chefs van de afdeling waar hij solliciteerde, het een buitengewoon aangenaam gesprek gevonden en of hij maandag kon beginnen.
Hij had het al snel naar zijn zin, maakte zich binnen de kortste keren uiterst geliefd bij zijn collega’s en zijn meerderen en er was niemand die ooit moeilijk deed over zijn afwijkende uiterlijk. Ja natuurlijk, er werden grappen over gemaakt, waarvan hij zelf ook de humor wel kon inzien en de andere afdelingschef, Arie, voegde hem regelmatig toe: ‘Ach jongen, wacht maar af. Als je een paar jaar verder bent loop jij ook gewoon met gladde haartjes en in een overhemd met een stropdas.’ ‘Dat ga jij niet meemaken, Arie’, antwoordde hij dan en zette op het herentoilet het oogpotlood nog wat dikker aan.
Hij had zijn draai en een eigen appartementje gevonden en toen er na anderhalf jaar en drie halfjaarcontracten een vacature voor een vaste aanstelling werd opengesteld dacht hij dat zijn kostje gekocht was.
Maar hoewel Arie en Piet hem aanvankelijk op het hart hadden gedrukt dat hij zich geen zorgen hoefde te maken omdat ze hem graag wilden behouden en zíj er als bazen van de afdeling uiteindelijk over gingen, dreigde er nu toch een kleine kink in de kabel te komen.
Arie had hem apart genomen en hem verteld dat de gemeente het personeelsbeleid zodanig had aangepast dat afdelingschefs weliswaar nog steeds de nodige invloed hadden, maar dat de afdeling personeelszaken een veel grotere stem zou hebben dan voorheen. Arie en Piet zouden uiteraard hun uiterste best voor hem doen en ze gingen er nog steeds van uit dat hij gelet op zijn verdiensten wel zou worden aangenomen, maar hij moest wel weten dat ze geen 100% garantie konden geven.
Hij kreeg een uitnodiging voor een officieel sollicitatiegesprek dat hij zou moeten voeren met Arie en Piet en met een hem onbekende personeelsfunctionaris.
Een paar dagen voor het gesprek riepen Arie en Piet hem bij zich. ‘Jongen, we weten hoe je erover denkt en ons maakt het echt helemaal niks uit, maar misschien moet je toch overwegen om voor het gesprek je kledingstijl een beetje aan te passen. Overhemdje, jasje, dasje, je haar een beetje in de plooi. Echt alleen voor het gesprek hè.’ ‘Maar dat slaat toch nergens op,’ had hij gezegd, ‘ik loop er al anderhalf jaar zo bij en jullie kennen me niet anders!’
‘Jongen,’ had Piet hem toevertrouwd, ‘je hebt helemaal gelijk. Maar die snuiter van personeelszaken die erbij zit is nogal van de ouwe stempel en die heeft een behoorlijke vinger in de pap. We zeggen het voor je eigen bestwil hè. Als je eenmaal aangenomen bent kun je wat ons betreft je gebruikelijke kloffie weer aan.’
Hij was er gewoon een beetje opstandig van geworden en zijn eerste ingeving was dat ze het maar lekker moesten bekijken met z’n allen. Maar ja, wat nou als Arie en Piet het bij het rechte eind hadden? Hij wilde niet op straat komen te staan en hij had het ook veel te goed naar z’n zin op zijn afdelinkje.
Dus besloot hij voor het compromis te gaan. Hij kocht een hip maar keurig zwart overhemd, een zwarte spijkerbroek die net een tintje zwarter was dan gebruikelijk, een zwart colbert en, als kers op de taart, een rode stropdas, die hij aan de vooravond van het gesprek liet voorstrikken door zijn vader. Zijn puntlaarzen konden er wat hem betreft gewoon mee door. Hij ging zichzelf niet helemaal verloochenen.
Zo toog hij de volgende dag naar het gemeentehuis, voor de gelegenheid zijn ogen eens een keertje niet zwart omrand en zijn haar met wax in een modern kuifje gedrapeerd. De stropdas had hij in zijn rugzak, want het gesprek was pas aan het eind van de ochtend en op de werkvloer wilde hij met zo’n galg om zijn nek niet dood gevonden worden. Die zou hij pas op het laatste moment omdoen.
Toen het grote moment daar was, betrad hij aarzelend de kamer van Arie en Piet, waar het gesprek zou plaatsvinden. En daar zaten ze: Arie, Piet en de hem onbekende, modern geklede jonge personeelsfunctionaris. Alle drie met de benen op tafel, met opgerolde mouwen en een open boordje. ‘Ik heb toch gezegd dat je vroeg of laat ook gewoon met nette haartjes en in een overhemd met stropdas zou rondlopen’, sprak Arie grijnzend.
‘Ga zitten jongen,’ zei Piet lachend, ‘welkom aan boord. Koffie?’

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Over

Jan van Vliet

Jan van Vliet

Zijn naam is J. van Vliet. Jan voor intimi, een Rotterdamse dichter. Waarom dichter? Uit noodzaak. Dichter word je niet, dat ben je.
In zijn geval de trotse maker van een tweedelige, in eigen beheer gepubliceerde dichtbundel:
‘Waar het hart klopt’ en Thuishaven’.
In totaal 46 gedichten met bij elk gedicht een lino van Marjon Euser.

Bestel mijn dichtbundel
Winkelwagen
Scroll naar boven