Hij wilde niet dat ze het wist. Daarom ging hij elke dag van huis in een pak, overhemd en een stropdas. Picobello gekleed. Voor hij met de verende tred van een energieke zakenman naar buiten stapte poetste hij altijd nog even zijn schoenen. Zijn laptoptas maakte het plaatje compleet.
Daar ging hij, twee keer de bocht om naar het huis van zijn moeder.
‘Hallo jongen’, zei ze altijd.
Hij vertelde haar dan een denkbeeldig verhaal van de manager die hij niet was.
‘Ik ben zo trots op je.’
Hij glimlachte, hij gunde haar de zoon uit haar dromen.