Ze keek naar de pioenrozen, ééntje was er geknakt. Symbolisch, dacht ze.
Vijftig was ze geworden, geen getal om te vieren wat haar betreft. Na vijftig kwam zestig, dan zeventig, tachtig en dan dood.
Naast de vaas met rozen lag de armband die hij haar gegeven had. Eentje met inscriptie: Voor altijd mijn prinses.’
Imbeciel dacht ze.
Nog dertig jaar te gaan, mét hem.
Ze rilde, stond op en gooide de rozen in de vuilnisbak, allemaal.