Ze stopte haar jas in de afzuigkap, legde haar schoenen op tafel en ging onder de douche staan met haar kleren aan en het water uit.
Mij krijg je niet dacht ze, oh nee.
Ze ging op het aanrecht zitten en keek naar buiten.
Nog niks aan de hand. Ze ontspande een beetje.
Nee, haar kreeg je niet gek.
Het lot zou haar niet tarten, zij tartte juist het lot door het voor de gek te houden, in de war te maken. Het lot zou haar niet vinden, zij was haar eigen lot.
Ze stond op, ze zou in drie winkels boodschappen doen, een dwaalspoor uitzetten.
Maar waar was nou haar jas?