De worm had geen richtingsgevoel. Dag in dag uit werkte ze zich in het zweet. Steeds maar weer verdwalen, steeds weer de weg terugzoeken en dan weer verdwalen. Moedeloos werd ze er van. Er zit gewoon geen enkele logica in een berg aarde zei ze tegen zichzelf.
Waar moet ik nou toch heen? Alle aarde ziet er hetzelfde uit.
Waarom moet ik eigenlijk ergens heen? zei ze hardop.
Ze maakte een holletje, krulde zich op.
Genoeg geweest.