De verhalen liggen voor het oprapen. Ze ontvouwen zich als vanzelf voor het raam van mijn werkkamer. Vanaf de eerste verdieping overzie ik het hele plein. Kijk ik bestuurders van busjes en hoge 4-wheel drives recht in de ogen, zonder dat ze mij zien. Ik ben voyeur tegen wil en dank. Al moet ik eerlijk toegeven dat het soms smullen geblazen is. Zoals vandaag.
Het oude busje manoeuvreert slordig naar de kant van de weg en houdt stil onder de grote beukenboom. Prompt komt er een man aanrennen, zijn armen vol met rozen. Twee flinke bossen zijn het, de een dieprood, de ander fluorescerend roze. Ze steken fel af tegen de verschoten herfstkleuren en het verweerde grijs van de bus. Eenmaal aanbeland bij het portier van de bestuurster zijgt de man nederig op zijn knieën. Met de rozen pontificaal in de lucht, kijkt hij smachtend omhoog. ‘Een huwelijksaanzoek’, denk ik vertederd. Maar al gauw slaat de twijfel toe. Want zowel het portier als het raam blijft hermetisch gesloten.
De man roept iets. Zijn gebaren worden allengs smekender. Reden voor de bestuurster om vertoornd naar voren te buigen en de man doordringend aan te kijken. Die blijft onvermoeid zwaaien met zijn duurbetaalde rozen. Het werpt uiteindelijk zijn vruchten af. Tergend langzaam zoeft het raampje omlaag. Tien centimeter, niet meer. Net voldoende om elkaar te kunnen verstaan en meer dan voldoende om afstand te kunnen houden. Want dat is wat de vrouw wil, dat ziet een blinde. De man lijkt inmiddels een ware boeteling. Iemand die zijn weg op zijn knieën zal vervolgen om tot inkeer te komen. Maar zover is het nog niet.
Zuchtend laat de vrouw het raam wat verder zakken. De man verrijst verheugd en biedt deemoedig zijn rozen aan, die zij met een nonchalant gebaar op het dashboard deponeert. Hij schuifelt voorzichtig wat dichterbij, zij deinst afwerend achteruit. Reden voor de man om haastig naar zijn auto te lopen, die pal achter de bus geparkeerd blijkt. Als de achterklep open gaat, zweeft er een heliumballon tevoorschijn. Een roze hart, versierd met kleurrijke bloemen. ‘I love you’, staat er, totaal overbodig, op geschreven. Maar à la, soms kan de boodschap niet expliciet genoeg zijn. Zoals in dit geval.
Ook de ballon wordt overhandigd door het geopende raam. Het past allemaal maar net. Toch sorteert het luchtige geschenk zo te zien niet het gewenste effect. Want opnieuw zinkt de man neer op de ruwe straatstenen. Het gaat me inmiddels aan het hart. Die stoere man, die letterlijk door zijn knieën gaat en de niet te vermurwen vrouw die vanaf de bestuurdersstoel letterlijk op hem neerkijkt. Ik heb er geen mening over en ik kies geen partij. Dat zou niet fair zijn vanaf deze plek. Maar de aanblik schrijnt. Zeker als de vrouw resoluut het raampje sluit en met gierende banden wegrijdt. De man blijft met lege handen achter en slaat zijn ogen moedeloos ten hemel. Daar schiet de zon schielijk achter de wolken.
Over

Monique Breemen
De verhalen liggen voor het oprapen. Je hoeft alleen maar om je heen te kijken. Monique laat zich graag verrassen. En vermengt wat ze ziet met een vleugje fantasie. Dat levert mooie verhalen op. Verhalen waarin ze haar liefde voor taal botviert op de worstelende mens, die ze met mildheid beziet.