Ze waren er geen van beide gerust op. Koos Konijn en Henk Haas hadden sinds dierenheugenis moeten rennen voor hun leven om te ontkomen aan het geblaf van de jachthonden. Alweer, of nog steeds, alsof ze ronddraafden in een tijdloos jagersuniversum. Over de heide, door de bossen, maar zolang het bij blaffen bleef was er nog niks aan de hand.
Naarmate het blaffen luider werd gingen ze zich meer zorgen maken. Ze waren moe. Als ze in dit inmiddels tot een sukkeldrafje gereduceerde tempo doorgingen zou het slecht met ze aflopen. ‘Zo komen we nooit voor het donker thuis’, hijgde Koos Konijn. ‘En al helemaal niet heelhuids’, riposteerde Henk Haas.
Ze spitsten tegelijk hun lange oren. Toen klonken er twee droge knallen.
Over

Jan van Vliet
Zijn naam is J. van Vliet. Jan voor intimi, een Rotterdamse dichter. Waarom dichter? Uit noodzaak. Dichter word je niet, dat ben je.
In zijn geval de trotse maker van een tweedelige, in eigen beheer gepubliceerde dichtbundel:
‘Waar het hart klopt’ en Thuishaven’.
In totaal 46 gedichten met bij elk gedicht een lino van Marjon Euser.