Het meest is hij in zijn element als hij bij nacht en ontij de straten afschuimt, op zoek naar niets in het bijzonder, maar altijd op de vlucht voor het daglicht. Als een rat door het riool schuifelt hij door donkere steegjes, in de hoop dat hij niemand tegenkomt. Zolang hij zichzelf kan wijsmaken dat hij alleen op de wereld is en dat de duisternis zich over hem ontfermt waant hij zich veilig.
Medemensen, wat moet hij ermee? Hij heeft ze nooit begrepen, misschien wel omdat hij zichzelf niet begrijpt en hij gaat ze dan ook zoveel mogelijk uit de weg. Hij leeft maar wat voor zich uit en dat gaat hem het beste af als zijn omgeving de slaap heeft gevat en de stad tot zwijgen is gebracht.
Een toneelspeler, dat is hij. De acteur die zichzelf speelt in een eenakter voor één persoon, een door hem zelf geschreven en geregisseerde voorstelling, zonder lichtplan. Zo mijmert hij zich de nevelige nacht door, zich onvoldoende bewust van de snelheid waarmee de ochtend hem tegemoet struikelt.
‘Freek! Hé Freek! Ben jij dat Freek?’ Hij schrikt op uit zijn overpeinzingen, ziet dat het inmiddels lichter om hem heen is dan hij zich had gerealiseerd en valt bijna uit zijn rol. De net even te goed geklede man van middelbare leeftijd komt hem met uitgestoken hand tegemoet. Deze scène had hij blijkbaar over het hoofd gezien in zijn zelfgeschreven script. En de scène hoort er wat hem betreft ook helemaal niet in thuis.
Hij weigert de uitgestoken hand en loopt de hem vaag bekend voorkomende figuur voorbij alsof hij er niet staat, diens personage in verwarring achterlatend. Geen fouten maken nu. Hij loopt door tot hij zeker weet dat hij uit het zicht van zijn medespeler is verdwenen. Dan maakt hij een diepe buiging naar het achter de stadsgevels langzaam ontwakende publiek en wandelt in gedachten de coulissen in.
Einde voorstelling, op huis aan en afschminken.
Nachtvoorstelling

Over

Jan van Vliet
Zijn naam is J. van Vliet. Jan voor intimi, een Rotterdamse dichter. Waarom dichter? Uit noodzaak. Dichter word je niet, dat ben je.
In zijn geval de trotse maker van een tweedelige, in eigen beheer gepubliceerde dichtbundel:
‘Waar het hart klopt’ en Thuishaven’.
In totaal 46 gedichten met bij elk gedicht een lino van Marjon Euser.