Ze had nooit verwacht dat ze hier na al die jaren nog steeds zou rondlopen, in deze entourage, tussen de feestende onderdanen die zich wc-pot-werpend en koekhappend door de dag heen sloegen.
Toen haar vader, Koning Willem-Alexander, precies veertig jaar geleden op de laatste Koningsdag om het leven was gekomen, had het er naar uitgezien dat dit het droevige einde zou inluiden van een lange nationale traditie. Het land zou de schok immers maar moeilijk te boven komen en voor koninklijke festiviteiten zou zeker geen ruimte meer zijn, zo had ze in haar naïviteit verondersteld.
Ze zag het nog voor zich. Haar vader had zich in een olijke bui losgemaakt van het koninklijke gezelschap, had een sprintje getrokken richting de leden van de lokale fietstochtvereniging ‘Ons Genoegen’, was spontaan bij een in sportieve oranje outfit gestoken jongedame achterop de fiets gesprongen, kop voorover aan de andere kant weer van de bagagedrager gekukeld, met zijn vorstelijke hoofd op de straatstenen geland en met een gapende koninklijke hoofdwond afgevoerd. Alle inspanningen van ambulancebroeders, traumahelikopterpiloten en hersenchirurgen van het Bronovo-ziekenhuis ten spijt was hij in de loop van de avond aan zwaar hersenletsel overleden, nota bene op de plek waar zij zelf ter wereld was gekomen. Ronder werd de cirkel niet.
Amalia had van de ene op de andere dag de troon moeten bestijgen. En hoewel verdrietig over het verlies van haar vader en hondschagrijnig over het abrupte einde van haar toch al beperkte vrijheid, zag ze haar nieuwe Koninginnerol ook als een kans. Een kans om die achterhaalde monarchie van binnenuit uit te hollen en uiteindelijk nog binnen haar regeerperiode helemaal afgeschaft te krijgen.
Maar wat ze ook geprobeerd had, het was haar niet gelukt. Ze was er zelfs niet in geslaagd om die vermaledijde Koninginnedag van de nationale agenda te laten schrappen, want dit was kennelijk wat haar volk wilde. Dus hier liep ze weer, 27 april 2065, veertig jaar na de dood van haar vader, die zij besloten had te eren door niet aan de datum van de festiviteiten te tornen.
Ze keek eens rond. Weer diezelfde debielen als al die andere jaren. Dezelfde koekhappers, volksdansers, jeugdkoortjes en knettervals vioolspelende pubermongooltjes. Alleen de fietstochtverenigingen waren na de fatale Koningsdag definitief van het programma afgevoerd.
‘Als het Koninginnedag is, moet dit Utrecht aan Zee zijn’, parafraseerde ze in haar hoofd de grote Rock ’n Roll-sterren van weleer. Even glimlachte ze om haar eigen gedachten. Toen keek ze naast zich, naar haar ondertussen 93-jarige moeder achter haar looprek, die op de eerste honderd meter van hun wandeling door het stadshart, al minstens tien keer tegenover willekeurige onderdanen langs de route de opmerking had gemaakt ‘dat ze met dat hulpstuk allang de Maxima snelheid niet meer haalde’, om daarna luid hinnikend zelf het hardst om haar eigen grap te lachen.
Hoelang nog, in hemelsnaam? Volgende week kwam er een nieuw rapport uit van het Klimaatpanel IPCC over de opwarming van de planeet. Hopelijk zou daar in staan dat binnen afzienbare tijd ook de oostelijke helft van Nederland onvermijdelijk zou onderlopen. Was ze er eindelijk vanaf.
Over

Jan van Vliet
Zijn naam is J. van Vliet. Jan voor intimi, een Rotterdamse dichter. Waarom dichter? Uit noodzaak. Dichter word je niet, dat ben je.
In zijn geval de trotse maker van een tweedelige, in eigen beheer gepubliceerde dichtbundel:
‘Waar het hart klopt’ en Thuishaven’.
In totaal 46 gedichten met bij elk gedicht een lino van Marjon Euser.