Het leek nog het meest op de trailer van een hele slechte, clichématige horrorfilm.
Die duurt doorgaans ook maar een minuut of twee.
Ik kijk in de vriendelijke ogen van de tandarts die over mij heen gebogen staat, terwijl hij wrikt aan de kies die hij probeert te trekken. Dit gaat wonderlijk soepel en als de kies al na zo’n anderhalve minuut is losgekomen van mijn onderkaak en weerloos tussen de grijpers van de tandartstang hangt, hoor ik mijn behandelaar zeggen: ‘Spoelt u maar even!’
Maar dan gebeurt het: terwijl ik het opgeslokte water weer uitspuug komen stuk voor stuk al mijn tanden mee. ‘Dit heb ik vaker gedroomd’, denk ik zonder een spoortje van paniek.
Maar nu ik weer thuis ben, na een tandeloos ritje van een half uur met de tram en ik gewapend met potlood en papier en met een doorverwijzing voor de tandprothesespecialist op zak dit verhaal probeer op te schrijven, begin ik voorzichtig te vermoeden dat het allemaal echt gebeurd is.