Arie

Een kilo schouderkarbonades met kruiden én een pakje roomboter heeft hij gestolen. ‘Ik moest toch eten’ is zijn verweer.
Een tengere, pezige man, met donker, glad achterovergekamd haar. Zijn huid is gelooid als een oude leren tas en hangt slap langs zijn uitstekende jukbeenderen. Zijn ogen liggen diep in hun kassen en kijken donker de wereld in.
Met vijftig euro weekgeld komt hij normaal gesproken goed uit.
Een storing bij de bank zorgt er echter voor dat zijn geld vier dagen later komt dan normaal, te laat voor hem.
Hij leidt een teruggetrokken, zeer bescheiden leven in een kamertje achteraf. Er staat alleen het hoognodige: een bed, een tafeltje met een stoel, aan de muur een scheerspiegel en een kalender. Aan de deur hangen de paar kledingstukken die hij bezit met daaronder een zak met sokken en ondergoed. Daarmee is zijn aardse bezit compleet, meer heeft en hoeft hij niet. In de gang is een klein keukentje dat hij deelt met een andere man. Hij maakt er dagelijks zijn eten klaar om het in dat kamertje op te eten.
De buurt waar hij woont is vaak onrustig, er gebeurt altijd wel wat. Het kan hem niet schelen, hij bemoeit zich met niemand en de mensen om hem heen zijn niet in hem geïnteresseerd.
Hij verwacht niets meer van het leven. Hij zit het uit, zonder wensen of verlangens.
Ooit heeft hij gevaren, op een groot vrachtschip. Op zijn vijftiende is hij aan boord gegaan om er jaren te blijven. Zwaar, maar mooi werk, zegt hij erover. ‘Ik heb alle zeeën ter wereld bevaren.’
Op één van zijn reizen ontmoet hij, op een idyllisch eiland, de vrouw van zijn dromen. Met zijn tweeënveertig jaar wordt hij dolverliefd.
Hij besluit met haar te trouwen en werk te zoeken op haar eiland zodat de zee hem niet meer van haar kan scheiden.
Hij zegt zijn baan en de huur van zijn flatje op, zijn spaargeld stuurt hij haar alvast. Zo kan zij een geschikte woning voor hen beiden zoeken en inrichten.
Voor de laatste keer gaat hij aan boord van het schip waar hij zesentwintig jaar op heeft gevaren en gaat dan aan land, zijn hele bezit in twee koffers gepakt.
Ze staat alleen niet, zoals afgesproken, op de steiger. Ze is met de noorderzon vertrokken met een echtgenoot die ze al had, zoals zal blijken.
Daar staat hij dan: geen huis, geen werk, geen geld.
Hij weet terug te keren naar Nederland en belandt letterlijk onder de brug, twee jaar lang.
Langzaam is hij weer opgekrabbeld maar helemáál goed is het niet meer gekomen.
Hij is nu achtenvijftig jaar maar zijn ogen lopen na zestien jaar nog steeds vol als hij vertelt over wat hem is overkomen.
‘Waarom heeft ze dat nou gedaan?’ vraagt hij half in zichzelf.
Hij verdient beter.
Want nou zit hij maar in zijn kamertje met soms een karbonade.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Over

Foto van Marga de Waard

Marga de Waard

Op luchtige toon schrijf ik over universele onderwerpen als liefde, vergankelijkheid en het menselijk tekort. De verhalen zijn soms melancholisch, soms hilarisch, vaak herkenbaar maar altijd relativerend.

Winkelwagen
Scroll naar boven