Julio (1938)

Ik kom uit Spanje, Baskenland, rond mijn vierentwintigste ben ik naar Nederland gekomen. Het leven was hard in Spanje onder Franco en toen ik eenmaal de kans had om te vertrekken heb ik dat meteen gedaan. Mijn vader was anti Franco en kwam daardoor in de gevangenis terecht. Daar hebben ze hem een keer tegen de muur gezet en geweren op hem gericht om hem bang te maken, dat soort dingen deden ze toen. Doordat mijn vader vastzat was er geen geld en moesten mijn moeder, mijn broer en ik het huis uit. We zijn toen gaan inwonen bij de moeder van mijn vader. Toen mijn vader weer vrij was, haalde hij me bij mijn moeder op om te gaan bedelen. Ik was toen zeven jaar. We trokken van dorp naar dorp. Ik ging de dorpen in, mijn vader wachtte op mij aan de rand van een dorp. Zo ging dat vijf jaar lang, we sliepen onder bomen, in portieken of in kerken.

Tijdens het bedelen kwam ik een keer bij een vrouw die vroeg of ik geen beter werk wilde. Ik moest mijn vader gaan halen en toen kwamen ze overeen dat ik bij haar voor de koeien en paarden zou gaan zorgen. Mijn vader werkte er niet, die zag ik af en toe als hij geld op kwam halen. Zelf heb ik nooit iets gekregen. Ik was toen twaalf en heb tot mijn zeventiende op die boerderij gewerkt. Ik wilde naar mijn moeder, die had ik al die jaren niet gezien. Ze woonde nog steeds bij mijn oma maar gezellig was het er niet. Er woonden nog een paar tantes en die behandelden mijn moeder slecht. Ik had werk gekregen bij het koeientransport, die moesten naar de slacht voor het vlees. Ik was natuurlijk ouder en praatte met mensen over het leven in Spanje en ik kwam erachter dat in het buitenland wel mensen werden gevraagd.

Ik moest echter eerst nog in militaire dienst, dat verliep goed maar daarna ben ik gaan kijken hoe ik weg kon komen. In Bilbao zat een emigratiebureau waar je je in kon schrijven. Er was werk als cowboy in Zuid-Amerika, in fabrieken in Duitsland en ik kon als metaaldraaier naar Nederland. Als Bask mocht je het land niet verlaten, dus ik vertrok niet uit Bilbao maar uit Zuid-Spanje. Mijn vader zei: “Gaan, als je de kans hebt.” Mijn moeder wist van niks. Ik ben uiteindelijk stiekem weggegaan.

Ik kwam terecht bij Scheepswerf Verolme en kwam met nog zeven Basken te wonen op een zolder in IJsselmonde. Die zolder was in het huis van de oom van Marja, de broer van haar moeder. Haar oom vond mij een aardige jongen en hij nam me mee om inkopen te doen op de markt en naar het huis van Marja’s moeder om koffie te drinken. De vader van Marja sprak een beetje Spaans, dat vond hij leuk om met mij te doen en in ruil leerde hij mij een beetje Nederlands.

Toen ik Marja voor het eerst zag dacht ik: wow, wat een mooie meid! Ze was toen zestien. Ze vond mij ook leuk, Basken hadden een goede naam, ze waren serieus en aardig. Na een tijdje zeiden de ouders van Marja: ‘’Kom maar bij ons wonen.’’ Dat heb ik natuurlijk meteen gedaan. Het resultaat was dat Marja op haar zeventiende haar eerste kind kreeg van mij. Ik durfde geen kapotjes te kopen. Haar ouders waren niet boos, het was geen probleem. We zijn getrouwd toen de baby eenmaal geboren was, gratis op woensdagochtend.

We kregen uiteindelijk drie kinderen. In mijn paspoort staat Marja trouwens niet vermeld. Als je in Spanje niet in de kerk was getrouwd was je vrijgezel. Dus ik ben een vrijgezel met drie kinderen in Spanje. We zijn nu zo’n zestig jaar samen, er is nooit iemand anders geweest. Ze is mijn eerste en enige verkering.’

 

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven