‘Iedereen had een vriendje, dus ik ook. Een aardige jongen hoor, maar het ging uit, ik weet niet meer waarom. Jaren later heb ik hem teruggezien. Hij was rector op een gymnasium geworden en toen was ik zo blij dat ik met Jelte was en niet met hem!’
‘Wieke was bevriend met één van mijn zussen. Ik had niet zo’n behoefte aan verkering. Ik had vier zussen boven mij en twee eronder, nou dan weet je het wel. We kregen uiteindelijk toch wat met elkaar maar het ging weer uit. Wieke was gaan werken in Amsterdam, ik zat in militaire dienst en in de weekenden werkte ik op de boerderij. We hadden heel verschillende levens. Dus ik dacht dit past niet en schreef haar een brief waarin ik het uitmaakte.’
‘Die brief heb ik nog! Ik vond het niet zo erg dat het uitging. Wij leefden allebei in zo’n andere wereld. Mijn vader zei eens: ‘’Hij heeft zijn koeien liever dan jou.’’ Ik had na mijn studie een baan in het onderwijs gekregen in Amsterdam en woonde daar voor het eerst op kamers. Er waren zoveel nieuwe indrukken, dus toen die brief kwam dacht ik, ach, het is wel goed zo, ik snap het wel.
Maar een jaar later kwamen we elkaar weer tegen. Ik was vanuit Amsterdam naar Groningen terugverhuisd. Een van mijn zussen was verongelukt en mijn ouders wilden vreselijk graag dat ik weer wat dichterbij kwam wonen. Er was een reünie van de opleiding die ik in Groningen had gedaan. Ik ging daar samen met zijn zus heen en Jelte zou ons brengen. Het was meteen heel leuk om elkaar weer te zien. We waren volwassener geworden en ik dacht, we hebben het toen eigenlijk ook goed gehad. En belangrijk voor Jelte, ik zag het wat meer zitten om boerin te worden.’
‘Ik wilde wel boer worden maar ik twijfelde heel erg; moest het nou wel of niet? Wij hadden thuis tien kinderen. Geen van hen wilde de boerderij maar als ik het ging doen moest ik wél negen broers en zussen uitkopen. Het keerpunt kwam toen Wieke tegen me zei: “We gaan het samen doen die boerderij, ik ga met je mee.’’
En we zijn het ook echt sámen gaan doen.
Mijn ouders zeiden: ‘’Het is wel een meisje uit de stad hoor”, maar ze hebben ons alle ruimte gegeven.’
‘Ik werkte in Groningen tijdens mijn verlovingstijd. Hele avonden heb ik geborduurd omdat Jelte nog tot laat bezig was op de boerderij. Mijn vader had ook een eigen bedrijf, dus ik wist al wel dat een gezin op het tweede plan kwam.
Op zondag gingen we met zijn ouders mee naar de kerk. Bij elkaar zitten mochten we niet, daar zorgde zijn moeder wel voor. Zolang niet duidelijk was dat ik écht zou blijven wilde ze geen praatjes veroorzaken.
We hebben het altijd netjes gehouden, handje vasthouden maar verder niks. Dat was normaal, je bent zo opgevoed. Je weet dat het zo hoort en je accepteerde dat in die tijd.
We zijn ook nog eens bij een zus van zijn moeder geweest, want die zei dat het niks zou worden met zo’n stadswicht. Ik werd uiteindelijk goedgekeurd, maar dat was echt wel een beetje spannend hoor!
We zijn verloofd tijdens een bootreisje op de Noordzee. Dat klinkt romantisch maar ik lag zeeziek onderin. Jelte zat bovenin cognac te drinken, die had nergens last van. Ergens tussendoor heeft hij die ring om mijn vinger geschoven.
Wat ons met elkaar verbond in onze verkeringstijd was de dood van mijn zeventienjarige zusje. Ze verongelukte in de tijd dat Jelte en ik niet bij elkaar waren, maar ik ben heel blij dat hij haar gekend heeft. Zoiets vergeet je nooit meer en het is fijn als je dat met elkaar kunt delen.
Toen we getrouwd waren kreeg ik een heel ander leven. Je was de hele dag bezig.
’s Avonds waren we zo moe. Dan zetten we koffie, pakten de krant en namen die mee naar bed. Maar voor we hem uit hadden sliepen we al.
In het begin werkte ik ook nog in het onderwijs, op advies van mijn schoonmoeder, die was bang dat ik niet tegen de stilte van de boerderij zou kunnen. Ik deed alles, zat ook op de tractor. ‘’Dat vind ik flink van je’’, zei een oude buurvrouw. Maar ze zeiden ook: “Je kunt wel zien dat ze uit de stad komt, met witte kaplaarzen op de trekker.’’
We hebben altijd hard gewerkt, maar spijt hebben we nooit gehad. We hebben het echt sámen gedaan.’